Zondag 21 april op de 4de Paaszondag is het in de Kerk roepingenzondag.
Voor haar jaarlijkse campagne legt Roepingenpastoraal Vlaanderen de klemtoon op het gesprek over ‘geroepen zijn’. Het motto is dan ook: ‘Laten we spreken over geroepen zijn’. We namen de daad bij het woord en stelden enkele vragen aan Pater Augustinus Aerssens over zijn roeping tot priester.Luc: Je
werd niet katholiek opgevoed, hoe ben je tot geloof gekomen?
Pater Augustinus: Mijn
moeder is gereformeerd gedoopt en mijn vader katholiek, maar mijn jongere broer
en ik zijn nooit gedoopt. Wij baden thuis nooit en we gingen niet naar een christelijke
school. De kerk was niet helemaal afwezig, want de huwelijksbijbel van mijn
ouders stond in hun bibliotheek en mijn moeder had een groep vrienden
overgehouden aan de jeugdgroep van haar vroegere kerk. Ook waren er
familieleden die wel praktiserend gereformeerd waren.
Toen
ik ongeveer tien jaar oud was, gingen we als gezin op vakantie naar het zuiden
van Frankrijk. Als toeristen bezochten we de kathedraal van Béziers. Opeens
overviel mij een gevoel van Gods aanwezigheid. Zijn aanwezigheid leek een
leegte in me te vullen, waarvan ik niet eens bewust was dat ik die had. Bij
terugkomst in Nederland ging ik eens kijken in de lokale katholieke parochie en
ging daarvan af toen regelmatig en later iedere zondag naar de kerk.
Luc: Hoe
verliep de geloofsweg?
Pater Augustinus: Mij
was het geloof dus niet als kind meegegeven. Ik kende geen gebruiken of
geloofsformules en wist niet hoe te bidden. Vaak denk ik aan de woorden van
paus Benedictus XVI: “Christen zijn wordt niet in eerste instantie bepaald door
een ethische beslissing of hoogstaand idee, doch door een ontmoeting met een
gebeurtenis, met een Persoon, die ons leven een nieuwe horizon en daarmee de
beslissende richting geeft” (Deus caritas est, 1).
God
was nog abstract voor mij. Maar ik begon delen uit de huwelijksbijbel van mijn
ouders te lezen. Ergens hadden we thuis ook een videoband van de “Prins van
Egypte” over Mozes en het Exodusverhaal. En toen ik net aan de middelbare
school begon, ging ik met een klasgenoot en haar ouders naar Parijs, waar ik
mijn eerste rozenkrans kocht in de Notre Dame de Paris. Daardoor ging ik voor
het eerst regelmatig ook het Onzevader en het Weesgegroet bidden.
De eerste middelbare school waar ik naartoe ging was een voormalig
jezuïetencollege en behoort tegenwoordig tot de groep van Karmelcolleges. Een
kleine anecdote: Huub Oosterhuis was daar ooit nog docent Nederlands geweest.
Hoewel de school niet meer expliciet katholiek was, hing er nog wel een
katholieke sfeer. Als er lesuren uitvielen, ging ik nog wel eens naar de
kathedraal van Groningen die enkele kilometers verderop lag. De tweede
middelbare school waar ik heen ging was een protestantse school waar men ook
echt de dag met gebed begon en de godsdienstlessen meer expliciet christelijk
waren.
In
2011 overleed mijn grootvader. Op zijn uitvaart vanuit de gereformeerde kerk
zongen we Psalm 42 (“’t Hijgend hert der jacht ontkomen”) en ik mocht voorlezen
uit 1 Kor. 13 (“Had ik de liefde niet, ik zou niets zijn”). Die woorden zijn me
sterk bijgebleven tot op vandaag.
Omdat
ik al langer naar de kerk ging en steeds meer had gelezen, vroeg ik of ik op
mijn vijftiende gedoopt kon worden. De pastoor bereidde me voor op het doopsel.
Urenlang hebben we in de salon van de pastorie gesproken over de meest
uiteenlopende onderwerpen. Omdat de doop van een vijftienjarige wordt beschouwd
als een volwassenendoop, ontving ik ook gelijk het Vormsel en de Eerste
Communie. Dit vond plaats op Paasmaandag, 25 april 2011.
Direct
na mijn doop werd ik misdienaar in de parochie en ook lector. Af en toe hielp
ik de kosteres met kleine dingen als het luiden van de klokken. De pastoor gaf
me de Belijdenissen van de heilige Augustinus te lezen. Het was zware
kost, maar de kern is zo krachtig: “Gij hebt ons gemaakt naar U, en onrustig is
ons hart totdat het zijn rust vindt in U.” (Belijdenissen 1,1).
Luc: Wanneer
heb je besloten om priester te worden?
Pater Augustinus: Het
verlangen om meer in de kerk te zijn was er al sinds dat eerste moment in
Béziers. Ik voelde me aangetrokken tot het altaar en tot het meer actief deel
uitmaken van de geloofsgemeenschap. Dat was voor anderen ook zichtbaar.
Vrienden zeiden tegen mij: “Moet jij geen priester worden?” Ik begreep dat niet
direct en nam de gedachte eerst niet serieus genoeg.
Aan
het einde van de middelbare school gekomen, moest ik nadenken over een studie
aan de universiteit. Ik besloot dat ik diplomaat zou gaan worden en schreef me
in voor een studie internationale betrekkingen.
Op
16 maart 2013 ging ik met een jongerengroep naar de Stille Omgang. Het is een
processie om het Mirakel van Amsterdam te gedenken dat in 1345 heeft
plaatsgevonden, maar door de protestantse reformatie was katholicisme in het
openbaar lang niet toegelaten in Nederland. Het processieverbod is pas in 1980
opgeheven. Daarom liep men de processie in de nacht in stilte en zonder veel
uiterlijk vertoon. Jaarlijks komen daar nog duizenden mensen naartoe. Bij het
lof aan het einde zongen we het “Adoro te devote” en toen werd het me
plotsklaps heel duidelijk: mijn roeping is in de kerk als priester.
Voor
mijn ouders was het wel een snelle overgang. Zij hadden er geen rekening mee
gehouden. Ik was ook nog maar 17 jaar oud toen ik van de middelbare school
direct doorging naar het seminarie. Kloosterleven had ik nog niet overwogen,
want het deel van Nederland waar ik vandaan kom (Drenthe) kent al heel lang
geen kloosters meer. Bij een priesterroeping dacht ik dus meteen aan het leven
als bisdompriester.
Luc: Waarom
koos je voor een leven in het klooster?
Pater Augustinus: Tijdens
mijn leven op het seminarie en de studie theologie aan de universiteit van
Tilburg ontdekte ik ineens het religieuze leven. Ik leerde franciscanen, karmelieten,
jezuïeten, trappisten en broeders van St. Jan kennen.
Steeds
meer begon ik te beseffen dat het leven van gemeenschappelijk gebed,
broederlijk delen en de studie dat ik had ontdekt op het seminarie een
wezenlijk onderdeel was geworden van mijn roeping. Ik besefte ook dat die
studie en het gemeenschappelijk gebed van de getijden zou stoppen na de
priesterwijding. Zo bewoog ik steeds meer in de richting van het kloosterleven.
Luc: Je
koos voor de orde van de dominicanen, waarom precies die orde?
Pater Augustinus: Mijn
eerste biecht was ooit bij een dominicaan in Rome geweest en op het seminarie
kwam af en toe een Vlaamse dominicaan lesgeven. Verder had ik echter nooit
dominicanen ontmoet. Het is vooral de kwaliteit van broederlijk leven en de
studie als vorm van contemplatieve voorbereiding op de prediking waardoor ik
werd aangetrokken tot de dominicanen. Of eigenlijk eerst tot de jezuïeten, maar
ik ontdekte dat die geen gemeenschappelijk gebed kenden. Later zou de prediking
op zich, het doel van de dominicanen, me meer gaan trekken.
Ik
kreeg de kans om een Nederlandse novice te bezoeken in zijn noviciaat in
Cambridge. De manier waarop geleefd werd sprak me zeer aan. Met de provinciaal
van de dominicanen regelde ik dat ik een jaar kon proefwonen in het klooster in
Zwolle. In dat jaar kon ik kennismaken met de orde in Nederland, maar ik heb
ook kloosters van de orde bezocht in Engeland, Duitsland, Zwitserland en
Hongkong. Daardoor had ik een goed beeld van de breedte van de orde. Het was
dat jaar bovendien het 800-jarig jubileum van de orde. Ook kreeg ik de
mogelijkheid om als student-assistent te werken aan het Thomas Instituut in
Utrecht, waardoor ik het gedachtegoed van de 13e/14e-eeuwse
dominicaan Thomas van Aquino beter ging leren kennen en meer waarderen.
Uiteindelijk
trad ik in 2016 ook echt in. Het noviciaat vond plaats in Cambridge. Dat is een
onderscheidingsjaar. Ik heb er veel geleerd en ben er sterk gegroeid in mijn
gebedsleven. Na mijn tijdelijke geloften in 2017 ging ik naar Fribourg
(Zwitserland) voor verdere studies en vorming (publiekelijk spreken, preken,
geestelijke begeleiding, liturgie). Daarna kwam ik naar Nederland terug waar ik
studeerde en wat kleine pastorale dingen deed voordat zowel de orde als ikzelf
had besloten dat ik klaar was om plechtige gelofte te doen (voor het leven) in
2020. Dat was dus eigenlijk pas de definitieve keuze om dominicaan of
predikbroeder te zijn tot mijn dood, na een lang vormings- en
onderscheidingsproces.
Luc: Je
bent priester en toch studeer je nog, waarover gaan die studies?
Pater Augustinus: De
initiële vorming stopt in onze orde na de priesterwijding, die voor mij
plaatsvond op 2 september 2023. Dat is doorgaans na minimaal zes jaar studie.
Maar de orde van dominicanen is een intellectuele orde. Om te kunnen prediken,
wat onze hoofdtaak is, moeten we eerst studeren. Dat proberen we op een
contemplatieve manier te doen. Dat wil zeggen, het gaat er niet om enkel met
het hoofd te leren, maar ook met het hart. Zoals Maria het woord van God in
haar hart bewaarde. Uiteindelijk gaat het er echter om dat we de vruchten van
de contemplatie ook overdragen aan anderen. Daarom zitten we niet de hele dag
in het klooster, maar werken we ook aan universiteiten, in ziekenhuizen, in
gevangenissen, in het leger, met jeugdgroepen en in parochies. Om dat zo goed
mogelijk te doen, hebben we ook voortgezette vorming, recentelijk bijvoorbeeld
nog in openbaar spreken of in misbruikpreventie.
Sommigen
gaan ook verder met de studie en doen een doctoraat. Zo ver ben ik nog niet,
maar ik doe nu een zo geheten Research Master om me voor te bereiden op een
doctoraat. Ik specialiseer in Bijbelwetenschappen. De afgelopen jaren ben ik
een aantal keer naar onze universiteit in Jeruzalem gegaan (de École biblique)
en ik heb Hebreeuws gestudeerd aan de universiteit van Leiden. Nu schrijf ik
een thesis over de inspiratie die de evangelist Johannes haalt uit het denken
over de tempel van de profeet Ezechiël. Het is een moeilijk onderwerp, omdat er
geen directe citaten uit Ezechiël te vinden zijn in het Johannesevangelie, dus
ik werk heel erg intensief met de Bijbelse talen (Hebreeuws, Grieks), met joods
denken en met Bijbelse theologie. In juni hoop ik af te studeren.
Luc: Hartelijke dank voor dit gesprek. Veel succes met vervolg van je studies.