Preek op zondag 20 augustus
Het kan ons allen overkomen
Een tijdje geleden kreeg mijn moeder die nu 79 jaar
is een foto van haar neef en hij schreef daarbij: herinnering aan onze eerste
gezamenlijke buitenlandse vakantie. Je zou nu verwachten dat het zo een
typische vakantiefoto was, maar het was eigenlijk een scan van een officieel
document met handtekeningen en stempels.
Het document uit mei 1940 was een toelating van een lokale
burgemeester in een Frans dorpje dat zij en haar familie tijdelijk mochten verblijven in de
gemeente als vluchteling, als vreemdeling. Of ze daarbij hartelijk of koel
werden ontvangen, dat herinnert ze zich niet, daarvoor was ze nog te jong en te
klein.
Vreemdelingen in de lezingen
In de lezingen die we vandaag gehoord hebben, gaat
het opnieuw over vreemdelingen. In de eerste lezing horen van de grote profeet
Jesaja dat vreemdelingen die zich bij de Heer aansluiten, ontzettend welkom
zijn. Het huis van de Heer staat open voor alle volken. Voor de Evangelielezing
moeten we wat achtergrond hebben om te begrijpen dat het over vreemdelingen
gaat. Een Kanaanese vrouw is een niet-joodse die zich nu tot hem wendt.
Een vreemd gevoel
Ik denk dat we allemaal
wel eens op een of andere manier vreemdeling zijn of ons vreemdeling voelen.
Soms in een extreme situatie zoals mijn moeder en zoals die miljoenen mensen
die we vandaag op TV zien, aanspoelend tussen de toeristen op de Spaanse
stranden of kamperend in de Brusselse parken. Maar we kunnen ons evengoed vreemdeling voelen in minder extreme
situaties als we van gemeente veranderen en elders gaan wonen of gewoon wanneer
we in een situatie belanden waar we ons niet thuis voelen of de indruk krijgen
dat we niet aanvaard worden, niet gewaardeerd worden of ons uitgesloten voelen.
Dan kijk je reikhalzend uit of er niet iemand is die je de hand wil reiken, die
je uit de wanhoop waarmee je overstelpt wordt, wil bevrijden.
Kanaanese vrouw
Die Kanaanese vrouw moet in Jezus iemand gezien
hebben die warmte uitstraalt. Ze ziet
Jezus en zegt: ‘Man van God, Zoon van David, heb medelijden met mij, mijn
dochter is vreselijk ziek. Bezeten door duistere machten.’
Het woord ‘Zoon van David, Man van God,’ dat heeft niemand van zijn eigen volk nog ooit tegen Jezus gezegd. Deze buitenlandse vrouw wel! Buiten je eigen kring is soms meer geloof dan binnen je eigen kring.
Het woord ‘Zoon van David, Man van God,’ dat heeft niemand van zijn eigen volk nog ooit tegen Jezus gezegd. Deze buitenlandse vrouw wel! Buiten je eigen kring is soms meer geloof dan binnen je eigen kring.
Jezus antwoordt niets en zijn eigen leerlingen
wijzen de vrouw af; ze sluiten haar buiten. Dat is ontzettend herkenbaar in
onze eigen levens en heel confronterend als je dat hoort.
Wat zouden we ons bekommeren om die vreemdelingen?
Waarom zouden we ons zorgen maken om mensen die zich niet begrepen voelen of om
mensen die we niet kennen. We hebben al genoeg aan onze eigen zorgen, we zijn
zelf toe aan een rustperiode, net als Jezus die zich even teruggetrokken had.
Een kruimeltje liefde
Doordat Jezus dan toch iets zegt, krijgt de vrouw
nieuwe moed en dringt aan. Dan komt er die heel vreemde zin, een beetje gênant,
die bij mij zelfs nogal vernederend overkomt voor die vrouw, uit Jezus’ mond
dan nog wel. 'Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is aan de
honden te geven.' Jezus bedoelde daarmee dat zijn aandacht in de eerste plaats
ging naar de verloren schapen van zijn eigen volk, Israël. Maar toch… De vrouw antwoordt zeer gevat en zeer strijdbaar en zeer beleefd en zegt: 'Juist Heer, de hondjes
eten graag wat kruimels die van de tafel van de Heer vallen.' Jezus’ houding
slaat om… wat een vertrouwen… Zo’n groot vertrouwen heeft hij in zijn eigen
kring nog niet meegemaakt. Als onderstreping van dat vertrouwen, van dat
geloof, verdwijnt de bezetenheid van haar kind. Het is ook de verdienste van de
vrouw dat ze blijft aandringen. In onze taal zou dat zijn, dat we blijven
bidden en ons blijven keren naar God toe. De aanhoudster wint.
Die vrouw uit Libanon, uit Tyrus en Sidon of waarvandaan ook, die zegt: ‘Geef me een kruimeltje van je liefde, van je barmhartigheid, opdat ik me thuis voel in een vreemd land, opdat ik me kind voel van de Almachtige…’
Wie kan zo’n kruimeltje weigeren?
Laten we dat voor onszelf vandaag als opdracht
meenemen. Laten we een kruimeltje liefde schenken aan allen die zich vreemdeling,
onbegrepen of ongewenst voelen omdat de Heer dat van ons vraagt. Dan verdwijnen
de kwelduivels zowel uit ons eigen leven als uit de levens van diegene die om onze
hulp vragen. Dat wordt het een échte zondag en maken we de professie van Jesaja
waar. Gods huis staat open voor alle volken, voor iedereen die zich tot Hem
keert en wij hebben dan daaraan meegewerkt.
Js 56, 1.6-7: De joden zijn teruggekeerd uit ballingschap. Nu moet
er aan een nieuwe gemeenschap worden gebouwd, ook met hen die thuis zijn
gebleven en met de vreemdelingen die er wonen.
Mt 15, 21-28: Een vreemdelinge, een Kanaanese vrouw,
gaat naar Jezus toe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Dank u wel voor uw reactie. Van zodra ze is nagelezen en goedgekeurd, zullen we ze publiceren.