Homilie
tweede zondag in de veertigdagentijd – B
Gen. 22,1-2.9a.10-13.15-18./ Rom.
8,31b-34./ Mc. 9,2-10
Broeders en zusters,
Het Evangelieverhaal van de
gedaanteverwisseling van de Heer dat we vandaag gehoord hebben, wordt wel twee-
tot driemaal per jaar voorgelezen in de kerk. Deze keer werd mijn aandacht
getrokken door de uitspraak van de apostel Petrus die tot Jezus zegt: 'Rabbi,
het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een
voor Mozes en een voor Elia.'
Een tent, waarom nu een tent?
Aan het begin van deze maand gaf ik
voor de eerstecommunicanten van Tielt een rondleiding in de
Onze-Lieve-Vrouwkerk van Tielt. U weet, deze kerk ligt ook op een berg, en toen
we aan het tabernakel kwamen, zei ik tegen de kinderen dat dit misschien wel
een moeilijke naam was, maar dat het eigenlijk gewoon ‘tent’ betekende. Het
tabernakel is dus een tent. Eén van de catechisten, die ook al een tijdje de
vormelingen begeleidt, was verbaasd. Ook zij wist dat niet.
Het is niet zomaar een tent. Het is
een tent van samenkomst, de ontmoetingsplaats met de Heer, met God. In het Oude
Testament is er voor het eerst sprake van het tabernakel. Het is een
verplaatsbare tent die dienstdeed als plaats van aanbidding voor de Israëlieten
en een symbool voor het verblijf van God in hun midden. De tent stond in een grote omheinde ruimte, de voorhof, waarin
ook een altaar stond voor brandoffers en een wasbekken waarin de priesters zich
ritueel konden reinigen vooraleer ze de tent binnengingen.
De tent zelf bestond uit twee
ruimtes. Het voorste deel dat twee keer zo groot was als het achterste, noemde
men het Heilige. Daarin stond een reukaltaar waarin tweemaal per dag geurige
gaven werden verbrand om de Heer te behagen, een zevenarmige kandelaar die
altijd moest branden en een tafel voor toonbrood waarop twee stapels van zes
platte ongedesemde broden lagen, die elke sabbat werden verwisseld. Broeders en
zusters, herkent u het? Het is niet zo verbazend dat we ook vandaag nog altijd
in onze kerken wierook branden, dat we een altijd brandende godslamp staan
hebben bij het tabernakel en dat we elke zondag
hosties, ongedesemd brood consacreren, heiligen.
Het achterste deel van de tent,
achter een gordijn, werd het Heilige der Heiligen genoemd en daarin werd de Ark
van het Verbond bewaard. Het waren de twee stenen tafels met de 10 woorden, de
10 geboden die Mozes op de berg Sinaï (de berg, jawel) van God had ontvangen.
Broeders en zusters, herkent u
het? In vele kerken hangt nog altijd
voor het tabernakel een gordijntje. Bij ons wordt daar nu het Sacrament
bewaard, het is de Heer zelf, en we noemen het nog steeds het Allerheiligste.
In
de verhalen van het Oude Testament reist de tent van samenkomst mee met
de Israëlieten in hun veertigjarige reis door de woestijn. En boven de tent
verschijnt een wolk als teken van Gods aanwezigheid. Hij die beloofd heeft dat
Hij er altijd zou zijn voor zijn volk.
Ook vandaag in het Evangelie is er
sprake van een wolk waaruit een stem klinkt en die zegt: “Dit is mijn
welbeminde Zoon, luistert naar Hem.” Eigenlijk krijgen we in het Evangelie van
vandaag, op de tweede zondag van de veertigdagentijd, een vooruitblik naar
Pasen. Jezus die van gedaante verandert, zijn kleed dat glanzend wordt en zo
wit die geen enkele kleermaker zou kunnen maken, is een beeld van de verrezen
Heer. Voor de leerlingen van Jezus is
het een keerpunt dat ze nu nog niet ten volle begrijpen. Ze zijn daarin niet
anders dan wijzelf. Het is een beeld van de Verrezen Heer die bij ons blijft en
vandaag in deze Eucharistie aanwezig komt in het geheiligde Brood en Wijn; dat
Lichaam en Bloed wordt. In de Kerk is zijn woonplaats het tabernakel, is Jezus
Christus waarachtig tegenwoordig, onder de gedaante van Brood.
Buiten het Oude Testament en buiten
het katholieke kerkgebouw om is er nog een derde tabernakel te vinden. Dat is
het tabernakel, dat huist in elk mensenhart. Ook in ons diepste innerlijke is
God aanwezig. Daarvoor moeten we ons openstellen en ons naar binnen keren,
daarom is het goed om telkens weer, elke zondag naar hier te komen om te bidden
en de Heer te ontvangen.
Maar, broeders en zusters, we kunnen
hier niet blijven kamperen. We moeten terugkeren. Jezus daalde met zijn
leerlingen weer de berg af, terug de wereld in. Zo worden ook wij, elke zondag
opnieuw met Gods zegen naar onze eigen wereld teruggestuurd om God, Zijn Zoon
en Zijn Geest onder de mensen te brengen. Dat doen we vooral nog meer dan met
woorden, door onze daden. Daarom is het goed in deze veertigdagentijd, aandacht
te vragen voor de minsten onder de minsten zoals Broederlijk Delen dat elk jaar
opnieuw doet. Als voorbeeldfiguur stellen ze Grace voor, een Oegandese
alleenstaande boerin met vijf schoolgaande kinderen die in een schamel hutje
woont. Laten we door onze daden aan haar en alle andere mensen het gelaat zien
van de Verrezen Heer. Laten we zien dat Hij ook woont in de tent van ons hart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Dank u wel voor uw reactie. Van zodra ze is nagelezen en goedgekeurd, zullen we ze publiceren.